1. up
2. dus
3. out
4. alleen
5. nu
6. hoe
7. daarna
8. meer
9. ook
10. hier
11. well
12. alleen
13. zeer
14. even
15. terug
16. er
17. beneden
18. nog steeds
19. in
20. als
21. tot
22. wanneer
23. nooit
24. werkelijk
25. de meeste
26. op
27. waarom
28. ongeveer
29. >
30. nogmaals
31. waarbij
32. rechts
33. uit
34. altijd
35. vandaag
36. alle
37. far
38. long
39. afwezig
40. toch
41. vaak
42. ooit
43. echter
44., bijna
45. later
46. veel
47. eenmaal
48. minimaal
49. ago
50. samen
51. ongeveer
52. reeds
53. genoeg
54. beide
55. misschien
56. eigenlijk
57. waarschijnlijk
58. thuis
59. natuurlijk
60. misschien
61. little
62. else
63. soms
64. ten slotte
65. minder
66. beter
67. begin 68. vooral
69. hetzij
70. vrij
71. gewoon
72. bijna
73. binnenkort 74. zeker
75. snel
76. nr.
77. recent
78. voor
79. gewoonlijk
80. dus
81. precies
82. hard
83. met name
84. pretty
85. forward
86., ok
87. duidelijk
88. inderdaad
89. eerder
90. dat
91. vanavond
92. sluiten
93. plotseling
94. best
95. in plaats daarvan
96. ahead
97. fast
98. alleen
99. uiteindelijk
100. directly
deze lijst van 100 gemeenschappelijke bijwoorden in het Engels werd geselecteerd uit het Corpus of Contemporary American English (COCA) door Brigham Young University.
wilt u uw woordenschat verhogen& verbeteren?,